|
|
|
Ir. Monique Sommer
"Hoe technologischer de maatschappij wordt, hoe belangrijker de kennis over mensen en maatschappelijke verhoudingen." Dat stelt dr. Dany Jacobs in zijn boek 'Het Kennisoffensief'. "Toch wordt de discussie over de kenniseconomie telkens weer gedomineerd door verhalen over technologie sec. Hoe komt dat", vraagt hij zich vervolgens af.
Een mogelijk antwoord ziet hij in de 'geconditioneerde reflex' op de rationeel-technologische productiewijze: de mens als verlengstuk van de machine en technology push als drijfveer van de markt. Deze reflex verdwijnt niet snel. De technologie wordt immers gekoesterd, want zij heeft de maatschappij veel welvaart gebracht.
Hier is wellicht een aanvullende vraag op zijn plaats. De wereld van de techniek is jarenlang gedomineerd door mannen. Zouden vrouwen op dit punt voor nieuwe impulsen kunnen zorgen, niet gehinderd als zij zijn door de last van het verleden? Met andere woorden: kunnen vrouwen een belangrijke bijdrage leveren aan het 'vermenselijken' van de technologie - zowel op het niveau van (technische) producten als wat de organisatie en werkwijze betreft - en daarmee tegelijkertijd een stimulans geven aan de kenniseconomie?
Océ ontwikkelt en produceert kopieermachines en printers. "We verpakken kennis, afkomstig uit de regio, in producten. Die producten exporteren we voor negentig procent en daar betaalt het buitenland voor. Het gaat om lagere kosten of om nieuwe, betere eigenschappen. Op dat eerste verliezen we het, we moeten het dus van het laatste hebben", aldus Jan Vercoulen, directeur R&D van Océ. Concurreren met slimheid dus, in termen van Dany Jacobs.
In de jaren tachtig heeft Océ zich omgevormd tot een zogeheten kop-staart-bedrijf. Veel investeren in eigen onderzoek en ontwikkeling, bijna alles inkopen - op een steeds hoger niveau - en uiteindelijk zelf assembleren, verkopen en service verrichten. Dit om in te spelen op de mega-trends. Een van die trends is dat productgeneraties elkaar sneller opvolgen. Dat dwingt een bedrijf als Océ om steeds meer kennis en kwaliteit in kortere tijd te mobiliseren (concurrent engineering, co-development). Een tweede ingrijpende ontwikkeling is die van de digitalisering en informatisering. De klant van vandaag wil liever hulp bij het organiseren van informatiestromen in plaats van een kopieerapparaat. In Océ-marketingtermen: flows of intelligence. Producten worden bovendien door ingebouwde intelligentie steeds slimmer en ingewikkelder, terwijl de gebruiker een makkelijke bediening eist. Technologisch kan praktisch alles, maar wil de gebruiker alles kunnen? De Océ-slogan luidt dan ook: a simple touch of genius. Een vierde trend is die van mass-customisation, individualisering van de vraag.
Ken uw klant en zorg voor menselijke technologie, luidt daarom de opdracht voor hardware-producenten. Dit vergt een omslag van apparaatgericht denken naar denken in behoeften van de klant. Geen dozen maar oplossingen. En: niet de aanschafprijs is belangrijk, maar de kosten tijdens het gebruik (cost of ownership).
Océ ontwikkelt momenteel een nieuwe generatie digitale kleurenkopiers. Na zeven jaar research op het gebied van beeldbewerking (o.a. fuzzy logic en neurale netwerken) en software-architectuur werk ik sinds mei 1996 bij dit project in de afdeling development. Mijn taak is om een specificatie te leveren van het gedrag van het apparaat zoals de gebruiker dat ervaart. Dit bepaalt in sterke mate de architectuur van het systeem en heeft een nauwe relatie met de bediening. In die taak sta ik zowel vakinhoudelijk als organisatorisch aan de frontlinie als het gaat om het realiseren van de omslag naar vermenselijking van technologie en klantgericht denken.
Allereerst valt mij op dat dit proces van verandering vraagt om een nieuw slag technici. Voorheen werd de user interface grotendeels ontworpen door de afdeling industrial design. Bij Océ een sterke afdeling, aangezien het bedrijf gebruiksvriendelijkheid altijd hoog in het vaandel heeft gevoerd. Voor de vormgevers blijkt het echter een steeds grotere kluif om de veelheid aan technologische mogelijkheden begrijpelijk en overzichtelijk aan te bieden. Terwijl het belang daarvan juist toeneemt (denk aan de algehele klacht over het instellen en bedienen van videorecorders).
Niet alleen heeft dit gevolgen voor de eisen aan vormgevers, ook groeit de behoefte aan technici die de toenemende complexiteit van de technologie doorgronden en overzien, en tegelijkertijd het gat met de industrial designer en de marketeer kunnen dichten. Het aanbod van expliciet daarvoor opgeleide studenten is niet groot. Ook binnen het bedrijf zijn 'technologische breeddenkers' nog schaars. Multidisciplinair werken en denken is inmiddels gemeengoed, maar werkelijk oog hebben voor de behoeften van de klant gaat nog een stap verder en komt niet vanzelf in een door technologie gedomineerde omgeving zoals bij Océ, groot geworden met het ontwikkelen van vernuftige apparaten. De techniek staat binnen het bedrijf hoog in aanzien. Technologische hoogstandjes alleen zullen in de toekomst echter niet meer genoeg blijken. Dat besef is inmiddels volop aanwezig, maar de concrete invulling ervan is een tweede. Werk aan de winkel, dus.
Een aantal jaar geleden was ik hoofdzakelijk werkzaam in de 'harde' techniek. Langzaam maar zeker groeide bij mij en een vrouwelijke (toeval?) collega echter het besef dat vermenselijking van technologie steeds belangrijker wordt. Wij wilden, geheel in lijn met de Océ filosofie, graag producten ontwerpen die niet alleen zeer interessante technische snufjes bevatten, maar die ook nuttig zijn en makkelijk in het gebruik. Samen hebben we een uitgebreid onderzoek opgezet, waarbij we de werkmethodes van gebruikers in hun omgeving geobserveerd en geanalyseerd hebben. De uitkomsten vormden de basis voor het stellen van prioriteiten binnen de lange lijst met technische mogelijkheden. Is het toevallig dat ik in de research naar verhouding meer technische vrouwen aantref die een grote affiniteit hebben met de gebruiker? En is het toeval dat ik het gevoel heb dat ik serieus genomen word in mijn ideeën over gebruikerswensen omdat ik in de harde techniek mijn mannetje sta?
Niet alleen wat de technologie betreft kunnen vrouwen met hun frisse blik en eigen werkwijzes als katalysator dienen om de gewenste omslag te bespoedigen. Het zijn juist de vrouwen die door hun eigen manier van waarnemen vraagtekens kunnen plaatsen bij de vanzelfsprekendheden die door de mannelijke waarden in organisaties zijn verankerd.
De R&D-afdeling van Océ is projectgericht georganiseerd, in business-units. Maar door de digitalisering en informatisering duiken er vraagstukken op die alleen over de projecten heen opgelost kunnen worden. Bijvoorbeeld de wens om te komen tot het ontwerpen in modules, de eenheid in gedrag en bediening van alle apparaten (the Océ look and feel) en de mogelijkheid om ze onderling te verbinden (connectiviteit).
Deze organisatorische omslag - met al zn onduidelijkheden - stelt de betrokken teams voor een moeilijke taak. Ook hierin heb ik mijn eigen rol gevonden. Ik stap makkelijk op medewerkers van andere projecten af om samenwerking tot stand te brengen en gezamenlijk tot een oplossing te komen. Ik benut mijn sterkte om spanningen op te sporen en bespreekbaar te maken. Ik zie er op toe dat binnen mijn team ieder zijn eigen verantwoordelijkheden kent en een open communicatie blijft voeren waardoor de verwachtingen naar anderen worden uitgesproken en meningsgeschillen eerder op tafel worden gelegd. Komt dit doordat ik als vrouw sterk gericht ben op processen en op samenwerking? En is het toeval dat ik juist met vrouwen in andere teams goed aansluiting vind?
Als eerste multinational wil Shell de scheve verhouding van mannen en vrouwen in de hoogste functies aanpakken. Het bedrijf heeft een concrete doelstelling geformuleerd voor het aantal vrouwelijke managers, ook in de top. Binnen een jaar zal een flink aantal bedrijven dit voorbeeld volgen, denkt Sybilla Dekkers, de voorzitter van Opportunity in Bedrijf. Dit is een netwerk van bedrijven en non-profit organisaties die elkaar bijstaan op gebied van positief personeelsbeleid. De motieven: een betere benutting van talent, een moderner imago van het bedrijf en de groei van het aantal vrouwelijke inkopers en vrouwelijke klanten die graag iemand van de eigen sexe aan de andere kant van de tafel zien.
Hier kan nog een extra argument aan worden toegevoegd: vrouwen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het 'vermenselijken' van de technologie - zowel op het niveau van producten als wat de organisatie en werkwijze betreft - en daarmee tegelijkertijd een stimulans geven aan de kenniseconomie. Om hun kansen volop te benutten en hun toekomst veilig te stellen zouden technisch georienteerde bedrijven zich dit ter dege moeten realiseren en de consequenties hieruit trekken. Hier wil ik graag een structurele bijdrage aan leveren.